Polycarpus roept de gemeente op om ‘het onderwijs over de gerechtigheid te gehoorzamen, en om ‘grenzeloze volharding’ te tonen. Voor die volharding noemt Polycarpus als voorbeeld Bisschop Ignatius van Antiochie (Syrie), die in Filippi is geweest toen hij gevankelijk naar Rome werd gevoerd om daar gedood te worden. Bij Ignatius waren ook Zosimus en Rufus. (Polycarpus 9:1) In de begin van de brief wordt de gemeente in Philippi bedankt voor hoe ze die ‘heiligen’ hadden voortgeholpen. (Polycarpus 1:1) Polycarpus herinnert de gemeente ook de de dood van Paulus en de andere apostelen, en aan de martelaars uit hun eigen gemeente. Deze martelaren zijn een voorbeeld van de ‘grenzeloze volharding’ die de gelovigen moeten tonen.
Zowel de gemeente in Filippi als Ignatius hadden aan Polycarpus gevraagd of die kon zorgen dat de brief van Phillipi (dat is waarschijnlijk de brief die Ignatius aan de gemeente in Fillipi stuurde?) naar Syrie (waarschijnlijk vooral Antiochie, de gemeente van Ignatius) kon worden gebracht. Polycarpus heeft die brief blijkbaar gekregen van iemand uit Filippi die bij hem was gekomen met die brief en met wat vragen over ‘gerechtigheid’, en met de vraag of Polycarpus aan hen de brieven van Ignatius die hij in zijn bezit had, wilde sturen. (Polycarpus13:1-2)
Polycarpus belooft de brief die Ignatius aan de gemeente in Philippu stuurde zelf, of middels een gezant, naar Syrie te brengen. Met de brief die hij naar Phillippi stuurde, zond hij ook alle afschriften die hij van Ignatius’ brieven in zijn bezit had. (Polycarpus 13:1-2)
Opvallend is dat Polycarpus niet weet hoe het met Ignatius is afgelopen; hij vraagt de gemeente in Filippi om hem op de hoogte te stellen van diens wedervaren als ze daarover iets nieuws te weten komen. (Polycarpus 13:2)
De kwestie van ‘gerechtigheid’ was waarschijnlijk aanhangig gemaakt bij Polycarpus vanwege een concreet probleem met de presbyter Valens. Wat die precies had gedaan is niet duidelijk, maar het hing samen met diens liefde voor geld een gebrek aan eerlijkheid. (Polycarpus 11:1)
Die Valens had volgens Polycarpus dus het probleem dat hij ‘het ambt dat hem was toevertrouwd’ niet begreep. (Polycarpus 11:1) Bovendien zegt hij dat wie lijdt aan geldzucht ‘zal worden besmet met afgoderij’.
Het advies dat Polycarpus in deze kwestie geeft, is opvallend mild en pastoraal:
Ik treur diep over hem en zijn vrouw; moge de Heer ze echte bekering schenken. U moet daarom van uw kant redelijk zijn in deze zaak, en beschouw zulke mensen niet als vijanden, maar als zieke en dwalende leden; herstel ze, opdat u het lichaam in zijn geheel zult redden. Door dit te doen, bouwt u elkaar op. (Polycarpus 11:4)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten